Toen ik jong was -- het klinkt als het begin van een verhaaltje in de reeks 'opa vertelt'. In de twintigste eeuw gingen dichters niet naar school. Ze gingen natuurlijk wel naar de gewone school, maar niet naar de school voor dichters in spe. Die bestonden niet. Ze komen zoals Coca Cola en andere nieuwigheden uit Amerika overgewaaid. Daar bestaan creative writing courses al geruime tijd, vaak als keuzevak op universiteiten. Aangezien ik voor het grootste deel in de vorige eeuw heb geleefd, heb ik nooit een voet gezet in een schrijfklas.
Jongere collega's hebben dat meestal wel gedaan. Dat komt soms onverwacht ter sprake als we met elkaar over gedichten praten. Zegt iemand plots: 'oei, twee keer hetzelfde woord'. Het klinkt als een zware overtreding, geen toeval dat het rijmt op 'moord'. Het klinkt als een genocide als je exact dezelfde zin herhaalt, terwijl de ongeschoolde schrijver uit de vorige eeuw zich nergens van bewust is. De jonge auteurs hebben geen besef dat die regeltjes meteen de halve wereldliteratuur op de mestvaalt dumpen.
Een hekel aan regels vind ik zeer gezond, zoals ik het in deze verzen heb verwoord: 'hij spreekt niet in jamben / veegt er zijn gelaarsde versvoet aan / schrijven doet hij in het ritme van een stem'.
In het volgende gedicht breek ik consistent de 'herhaal niet'-regel, herhaling kan een stijlmiddel zijn:
belijdeniser is niets dat hij belijdtin het raam ligt geen waarheidin rode hoofdletters uitgestalder is niets dat hij belijdtgeen ronde klank in cursieve o’sgeen ui die over het blad stuiterter is niets dat hij belijdthij neemt waar, kijkttekent een raam in een vlakveegt de ochtend schoonnieuw en altijd hetzelfde andershij drinkt kleuren als saphij ademt de dag, somssijpelt klank uit zijn vingersklankblad waarin hij zwemt
nog is er niets dat hij belijdthij draait het bladstrijkt het glad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Bedankt voor uw reactie.
Die wordt na moderatie gepubliceerd.
Jan