Hoe kom je erbij? Inleiding
Ik ben geen
fysicus, maar een leek met wetenschappelijke en wetenschapsfilosofische
interesse. Moderne fysica is intrigerend om velerlei redenen. Vandaar dat ik af
en toe boeken over het onderwerp heb gelezen (een aantal ervan is in het
lectuurlijstje bij dit artikel te vinden). Ik pik wel eens een blad op als Scientific
American, weliswaar vulgariserend, maar niet onernstig. Hoe meer ik de
jongste jaren las, hoe meer vragen ik me stelde. Parallelle werelden die
tevoorschijn komen telkens je een keuze maakt, waarbij de alternatieve keuze
aanleiding geeft tot een parallel universum met jezelf erin? Dit op Everetts veel-wereldeninterpretatie van de kwantumfysica
gebaseerde idee lijkt me een absurde extrapolatie van de onzekerheid in
kwantummechanische observaties. Toch is het idee van een multiversum bijna
mainstream geworden in de kosmologie. Een jaar of wat geleden las ik een
sceptisch boek over snaartheorie van Lee Smolin [2006] dat heel wat opzien
heeft gebaard in het wereldje en waardoor Smolin voor velen in het verdomhoekje
is terechtgekomen. Zijn argumenten zijn niet zomaar onder de mat te vegen. Ze
zijn daarenboven helder geformuleerd en ook voor een niet-specialist leesbaar.
Toen er in de redactie van Deus ex Machina sprake was van een
mythologienummer, opperde ik de mogelijkheid iets te schrijven over de
mythische aspecten van de wetenschap en ik dacht hierbij niet aan bijvoorbeeld
geneeskunde (al te makkelijk toch), maar aan hedendaagse fysica, de harde kern
van de exacte wetenschap. Zo heb ik mezelf helemaal in het wespennest gegooid.
Ik hoop dat ik de beten overleef.
Terwijl ik
notities verzamelde voor mijn geplande stuk, verscheen er een boek van Jim
Bagott onder de titel Farewell to reality en de overduidelijke
ondertitel How fairytale physics betrays the search for scientific truth.
Het geeft een goed beeld van de sceptische tegenbeweging en bevestigt voor een
belangrijk deel mijn vragen en twijfels. Ik verwijs de geïnteresseerde lezer
dan ook graag naar dit boek voor een gefundeerd en gedetailleerd overzicht van
de problematiek.
Voor het overige wordt dit stuk een aartsmoeilijke evenwichtsoefening
tussen verstaanbaarheid en correctheid. Laat het duidelijk zijn dat ik geen
enkele mate van volledigheid nastreef, dat ik heel veel, de meeste zaken,
onbesproken zal laten, dat ik sterk zal vereenvoudigen, kortom dat ik maar
enkele topics oppervlakkig kan behandelen. Hopelijk is dat wel genoeg om de interesse
van de lezer te wekken. Ik neem buiten de al vermelde werken een beperkt aantal
verwijzingen en links op waar dieper op de onderwerpen wordt ingegaan. Het is
tenslotte niet de bedoeling theorieën an sich te behandelen, maar wel de
vermeende mythische aspecten ervan. Ten slotte kon de link met sciencefiction
niet ontbreken. Nergens anders in de letteren wordt er zo expliciet
gebruikgemaakt van (pseudo)wetenschappelijke inzichten en hypotheses en worden
de huidige en voorzienbare mogelijkheden en onmogelijkheden uitvergroot en
geprojecteerd in de tijd.
Wetenschap als mythe, kan dat?
Een
stuk over wetenschap in een nummer over mythologie, het lijkt op het
bijeenbrengen van water en vuur. Mythes zijn immers niet rationeel, het zijn
verhalen die een veelal beeldende verklaring geven van het ontstaan van de
wereld en de mens en van zijn geschiedenis. Voor de moderne mens zijn die
verhalen geen waarheid, ze zijn te vergelijken met literatuur en kunst die op
een niet-rationele wijze een beeld geven van een deel van het menselijke
bestaan of de wereld. Als er al sprake is van enig realiteitsgehalte, dan is
dat alleen in overdrachtelijke, niet letterlijk te nemen zin. De wetenschap is
bij uitstek rationeel en wordt ook zo gepercipieerd. Voor velen wordt wetenschap
gelijkgesteld met waarheid, maar dat is een zeer grove vereenvoudiging. De
wetenschappelijke methode is inderdaad rationeel onderbouwd. Dat betekent niet
dat irrationele elementen hier geen rol in spelen: buikgevoel, intuïtie,
verbeelding, ze spelen alle een rol in het menselijke denken en dus ook in de
wetenschap. Die irrationele elementen zijn een onderdeel van de nog goeddeels
onbegrepen werking van onze hersenen en kunnen dus niet zomaar worden
weggedacht bij de wetenschapsbeoefening. Vele wetenschappers erkennen trouwens
dat die elementen een belangrijke rol spelen. In de wetenschap wordt alleen
maar abstractie gemaakt van die elementen bij het beoordelen van het resultaat:
dat moet rationeel zijn uitgewerkt en controleerbaar zijn. Van wetenschappelijke
uitspraken wordt vaak verondersteld dat je moet kunnen aantonen dat ze onwaar
zijn. Dat laatste lijkt misschien raar, maar de filosoof Popper [1972] heeft
uitvoerig betoogd dat het nooit mogelijk is volledig aan te tonen dat iets waar
is, terwijl het in principe wel mogelijk is te bewijzen dat een uitspraak niet
klopt. Dit wordt aangeduid als het falsificatieprincipe,
dat vooral in het door Popper beïnvloede wetenschapsfilosofische denken een
belangrijke rol heeft gespeeld. Een groot aantal wetenschappers en
wetenschapsfilosofen zijn het oneens met dit principe. Ze stellen dat
wetenschap vooral inductief werkt en dus op zoek gaat naar bevestiging van een
hypothese. Wetenschappers werken in een bepaald kader, een theorie, een
algemene stroming die ook wel paradigma genoemd wordt, of ten minste een
welomschreven hypothese, en ze zijn vooral gericht op bevestiging, niet op
falsificatie. Paul Feyerabend, de vroegere medewerker van Popper, keerde zich
al snel en extreem tegen diens visie in een boek waarvan de titel aan
duidelijkheid niets overlaat, Against
Method [1975]. Zijn conclusie was dat de wetenschap verbazend dicht
aanleunt bij de mythe[i],
al is de basis van die conclusie soms behoorlijk pamflettair van aard. Sommige wetenschappers (o.a.
Lenny Susskind) drijven ronduit de spot met hun critici die ze omschrijven als
‘Popperazzi’, een combinatie van Popper en paparazzi, waarmee ze aangeven dat
ze net als Feyerabend een heel lage dunk hebben van wetenschapsfilosofen,
vooral diegenen die in het voetspoor treden van Popper[ii].
Toch lijkt het falsificatieprincipe niet
geheel zinloos, tenminste als je het niet bekijkt als de manier waarop de
wetenschap werkt, want zo werkt ze uiteraard niet, maar als een
formuleringseis: een hypothese en bij uitbreiding een theorie moet zo zijn
geformuleerd dat principieel kan worden aangetoond dat ze onjuist is. Dat kan
als een hypothese of theorie voorspellingen kan formuleren die in principe (dus
niet noodzakelijkerwijze bij de huidige stand van wetenschap en technologie) rechtstreeks
of onrechtstreeks kunnen worden getest. Kan dat in het geheel niet, dan heeft
zo’n theorie of hypothese veel weg van een mythe en begeeft de wetenschapper
zich op het terrein van de metafysica.
Een naïeve interpretatie van het falsificatieprincipe is niet op haar plaats. Er wordt niet verwacht dat een theoretisch model uitsluitend falsifieerbare uitspraken doet, het volstaat dat het model er een aantal doet. Dat de wetenschappelijke praktijk gekenmerkt wordt door aberraties als groepsdruk, afgunst, rivaliteit, manipulatie van data enzovoort, hoeft verder niet te verbazen. Wetenschappers zijn intelligente mensen, maar dat neemt niet weg dat zij, als alle mensen, kleine kanten hebben.
Een naïeve interpretatie van het falsificatieprincipe is niet op haar plaats. Er wordt niet verwacht dat een theoretisch model uitsluitend falsifieerbare uitspraken doet, het volstaat dat het model er een aantal doet. Dat de wetenschappelijke praktijk gekenmerkt wordt door aberraties als groepsdruk, afgunst, rivaliteit, manipulatie van data enzovoort, hoeft verder niet te verbazen. Wetenschappers zijn intelligente mensen, maar dat neemt niet weg dat zij, als alle mensen, kleine kanten hebben.
I have this sort of crazy-sounding idea that
the reason why mathematics is so effective at describing reality is that it is
reality. That is the mathematical universe hypothesis: Mathematical things
actually exist, and they are actually physical reality.
Er zijn heel wat
wetenschappers die het moeilijk hebben met falsificatie en testbaarheid.
Wetenschap wordt dan gewoon gezien als dat wat wetenschappers beoefenen. Sean
Carroll[iii]
leunt hier verbazend dicht tegen aan. Hij wijst het falsificatieprincipe af,
maar gaat er niet dieper op in (te tricky). Sommigen definiëren
wetenschap als essentieel wiskundig: alles wat wiskundig mogelijk is, bestaat
(o.m. Max Tegmark[iv]). Wiskunde is dan de
facto de universele, buiten de tijd staande, fundamentele wet die ten
grondslag ligt aan het multiversum.
De reactie van
wat ik gemakshalve de old-school wetenschappers noem, is dat je met
dergelijke uitgangspunten al snel de wetenschap inruilt voor de metafysica. Die
discussie zal blijven smeulen. Nu is wiskunde niet het enige menselijke
gedachtegoed dat onafhankelijk van tijd is. Dat geldt ook voor
computerprogrammatuur en de resultaten ervan. Eenzelfde input van eenzelfde
programma leidt per definitie altijd weer tot hetzelfde resultaat. De echte
wereld en bij uitbreiding het universum, werkt niet (altijd) zo. Denk maar aan
de evolutieleer van Darwin of de chaostheorie die onder meer van groot belang
is bij weersvoorspellingen. In de realiteit heb je dus geen vooraf vastliggende
begin(voor)waarden, maar kunnen die waarden door de tijd heen evolueren.
Niemand, misschien op Kurzweil & co na, zal echter computerprogrammatuur
tot de status van fundamentele fysische wet verheffen.
Het standaardmodel en de snaartheorie
De grote wetenschappelijke revoluties in de
twintigste eeuw waren de relativiteitstheorie en de kwantumtheorie. Beide
theorieën zijn zeer succesvol gebleken op hun terrein. Die laatste woorden
geven meteen hun zwakste punt aan: ze zijn niet geldig buiten dat terrein. Zo
is de relativiteitstheorie geldig op het niveau van de complexe voorwerpen,
terwijl de kwantummechanica alleen geldt op het niveau van het subatomaire. In
de kwantummechanica regeert de onzekerheidsrelatie: die relatie geeft aan dat
de waarden van deeltjes zoals plaats en impuls, energie en tijd niet
deterministisch vastliggen, maar aangeduid worden door een kansverdeling.
Quantum mechanics is certainly imposing. But an inner voice tells me
that it is not yet the real thing. The theory says a lot, but does not really
bring us any closer to the secret of the "old one." I, at any rate,
am convinced that He does not throw dice.
Einstein (in een brief naar Max Born van 4 december 1926)
Einstein (in een brief naar Max Born van 4 december 1926)
Einstein was niet gelukkig met die onzekerheid en
reageerde daar herhaaldelijk op met de uitspraak dat god niet met de
dobbelstenen speelt. Er is dus nood aan een overkoepelende theorie die de twee
incorporeert.
Ondanks talloze pogingen is die theorie er nog altijd niet. De huidige stand van zaken waarvan beide theorieën de kern vormen, wordt aangeduid als het “standaardmodel”. In een van die vele pogingen (bekend als de theorie van Kaluza-Klein) werd er een extra ruimtelijke dimensie toegevoegd. Dat idee werd enkele decennia later opgepikt in wat zou uitgroeien tot de snaartheorie (in het Engels bekend als [super]string theory). Het initiële idee was dat elementaire deeltjes kunnen worden voorgesteld als vibraties in een fundamentele “snaar” van energie. Aanvankelijk was die aanzet tot theorie geen groot succes. Halverwege de jaren tachtig kreeg de theorie nieuwe impulsen, onder meer dankzij Edward Witten. In de daaropvolgende jaren leek het of de string- of snaartheorie de belofte van unificatie van relativiteitstheorie en kwantummechanica waar zou maken. Witten gaf die “theorie van alles” de naam M-theorie. Die overkoepelende theorie is evenwel tot nu een hypothese gebleken. Het is niet mogelijk gebleken de talrijke varianten van de snaartheorie samen te voegen in één overkoepelend model dat elf dimensies zou tellen. Wel heeft het model geleid tot heel wat mathematische objecten met meer dimensies dan de eendimensionale snaar. Die objecten werden branen (branes) genoemd naar membranen. Die meerdimensionale branen leiden tot zogenaamde "braneworlds", parallelle universums die zich buiten ons bereik bevinden. Van die wiskundige braanobjecten veronderstelt men dat ze een empirische werkelijkheid hebben. Hiervoor zijn tot nu toe geen empirische bewijzen gevonden en de onrechtstreekse aanwijzingen worden sterk betwist.
Ondanks talloze pogingen is die theorie er nog altijd niet. De huidige stand van zaken waarvan beide theorieën de kern vormen, wordt aangeduid als het “standaardmodel”. In een van die vele pogingen (bekend als de theorie van Kaluza-Klein) werd er een extra ruimtelijke dimensie toegevoegd. Dat idee werd enkele decennia later opgepikt in wat zou uitgroeien tot de snaartheorie (in het Engels bekend als [super]string theory). Het initiële idee was dat elementaire deeltjes kunnen worden voorgesteld als vibraties in een fundamentele “snaar” van energie. Aanvankelijk was die aanzet tot theorie geen groot succes. Halverwege de jaren tachtig kreeg de theorie nieuwe impulsen, onder meer dankzij Edward Witten. In de daaropvolgende jaren leek het of de string- of snaartheorie de belofte van unificatie van relativiteitstheorie en kwantummechanica waar zou maken. Witten gaf die “theorie van alles” de naam M-theorie. Die overkoepelende theorie is evenwel tot nu een hypothese gebleken. Het is niet mogelijk gebleken de talrijke varianten van de snaartheorie samen te voegen in één overkoepelend model dat elf dimensies zou tellen. Wel heeft het model geleid tot heel wat mathematische objecten met meer dimensies dan de eendimensionale snaar. Die objecten werden branen (branes) genoemd naar membranen. Die meerdimensionale branen leiden tot zogenaamde "braneworlds", parallelle universums die zich buiten ons bereik bevinden. Van die wiskundige braanobjecten veronderstelt men dat ze een empirische werkelijkheid hebben. Hiervoor zijn tot nu toe geen empirische bewijzen gevonden en de onrechtstreekse aanwijzingen worden sterk betwist.
This picture of the universe, or multiverse, as it is
called, explains the long-standing mystery of why the constants of nature
appear to be fine-tuned for the emergence of life. The reason is that
intelligent observers exist only in those rare bubbles in which, by pure
chance, the constants happen to be just right for life to evolve. The rest of
the multiverse remains barren, but no one is there to complain about that.
Max Tegmark
De
eerste resultaten van de LHC (Large Hadron Collider) in Genève zijn niet zeer
bemoedigend voor de snaartheorie. De bijna zekere ontdekking van het Higgsdeeltje
vormt een bevestiging van het standaardmodel. Dat ”goddelijke” deeltje, zoals
Roger Penrose het noemde, blijkt echter een onverwacht laag energieniveau te
hebben. Een aantal aanhangers van het multiversumidee zien daarin een
aanwijzing die hun hypothese versterkt, omdat ons universum blijkbaar
onwaarschijnlijk precies gefinetuned is voor het ontstaan van leven, het
zogenaamde antropisch kosmologische principe.
Die kansen vergroten evenwel drastisch als ons universum maar één van de vele
zou zijn. De kans dat een onwaarschijnlijke configuratie zoals de onze dan zou
bestaan, wordt daardoor statistisch aanvaardbaar. Je moet wel een haast
oneindig aantal universums op de koop toe nemen. Dat antropische principe lijkt
me wat te antropomorf, het vertrekt ten onrechte vanuit een menselijk
gezichtspunt. Het roept herinneringen op aan Teilhard
de Chardin en Henri Bergson, metafysica dus.
Andere resultaten van de LHC bevestigen tot nu toe het standaardmodel en niet de voorgestelde alternatieve supersymmetrievariant die ook in een aantal snaartheorieën een belangrijke rol speelt. De verwachtingen zijn dat verdere analyse van de reusachtige hoeveelheid data en nieuwe testen het standaardmodel zullen bevestigen. Sommigen zien hierin al het begin van het einde van de snaartheorie als unificatiemodel, andere snaarfysici blijven optimistisch, nog anderen zeggen alvast dat de LHC niet krachtig genoeg is om de voorspelde deeltjes te vinden.
Andere resultaten van de LHC bevestigen tot nu toe het standaardmodel en niet de voorgestelde alternatieve supersymmetrievariant die ook in een aantal snaartheorieën een belangrijke rol speelt. De verwachtingen zijn dat verdere analyse van de reusachtige hoeveelheid data en nieuwe testen het standaardmodel zullen bevestigen. Sommigen zien hierin al het begin van het einde van de snaartheorie als unificatiemodel, andere snaarfysici blijven optimistisch, nog anderen zeggen alvast dat de LHC niet krachtig genoeg is om de voorspelde deeltjes te vinden.
Mythische aspecten in de fysica en kosmologie
Het grote probleem bij heel wat recente voorstellen
en modellen die fundamenteel afwijken van het standaardmodel is het gebrek aan
of de nagenoeg totale afwezigheid van empirische gegevens die die modellen
zouden ondersteunen. De testbaarheid van vele ervan is ofwel zo goed als
onbestaande, ofwel nauwelijks haalbaar met de huidige technologische
mogelijkheden. Dat laatste lijkt soms als een laatste vluchtweg te worden
gebruikt. Vooral de status van de snaartheorie staat daarbij ter discussie. Op
het einde van de vorige eeuw was dit duidelijk het dominante model, of om het
in de terminologie van Kuhn [1970] te zeggen het overheersende paradigma
en de gedoodverfde opvolger van het standaardmodel. Het gros van de fysici was
erbij betrokken, en het grootste deel van de fondsen werd eraan besteed.
First of all, string
theory is not a theory. The Standard Model is a theory. String theory is a
model, a framework, part of quantum field theory. It’s a set of rules and
tricks for constructing consistent quantum states, a lot of them.
Door het uitblijven van toetsbare resultaten en een
echte theorievorming kwam het snaarmodel onder steeds grotere druk te staan. Er
lijkt nu een beweging te zijn ontstaan waarin men terugkeert naar de basis van
het standaardmodel om van daaruit verder te werken in allerlei richtingen. Dat
leidt tot een geleidelijke toename van de diversiteit in het onderzoeksveld en
dat op zich is voor velen ongetwijfeld een positieve evolutie. Daarmee is niet
gezegd dat het snaarmodel sowieso geheel verkeerd zit. Het probleem is dat het
vooral een mathematisch model is en het is maar de vraag of je dan per definitie
kan aannemen dat er een fysische werkelijkheid aan beantwoordt. De klassieke
visie hierop is dat zo’n model metafysisch van aard blijft zolang er geen
empirische bevestiging en/of falsificatiemogelijkheid bestaat. Het
elfdimensionale multiversum van het snaarmodel is in die ”conservatieve” zin
vooralsnog een wiskundige en dus metafysische veronderstelling. De alsnog enige
manier om concrete aanwijzingen te vinden voor andere universums, is een
speurtocht in de gegevens van de kosmische
achtergrondstraling naar een mogelijke botsing van ons heelal met een
ander universum. Dat heeft tot nog toe geen ondubbelzinnig materiaal
opgeleverd.
Zoals al vermeld, bestaat er een strekking waarin wordt gesteld dat alles wat mathematisch mogelijk is ergens in de werkelijkheid gerealiseerd zal worden. Er bestaat evenwel geen enkele mogelijkheid om aan te tonen dat dit niet correct is en die visie is op dit punt nog pure speculatie. Overigens is ook de wiskunde een - weliswaar uiterst succesvol - (bij)product van onze hersenen. Het lijkt daarom een te grote stap om de wiskunde zomaar de status van fundamentele wet te geven voor alles wat bestaat.
Zoals al vermeld, bestaat er een strekking waarin wordt gesteld dat alles wat mathematisch mogelijk is ergens in de werkelijkheid gerealiseerd zal worden. Er bestaat evenwel geen enkele mogelijkheid om aan te tonen dat dit niet correct is en die visie is op dit punt nog pure speculatie. Overigens is ook de wiskunde een - weliswaar uiterst succesvol - (bij)product van onze hersenen. Het lijkt daarom een te grote stap om de wiskunde zomaar de status van fundamentele wet te geven voor alles wat bestaat.
Elvis leeft! Wetenschap en wetenschapsvulgarisatie
De mythische aspecten van de wetenschap worden vaak
in de verf gezet door allerlei snelle vormen van vulgarisatie, zoals artikelen
in kranten en tijdschriften. Vaak wordt er gekozen voor spectaculaire
onderwerpen en nog spectaculairder titels, waardoor het beeld van de wetenschap
zelf uiteindelijk karikaturaal wordt. Foute berichtgeving wordt zelden
gecorrigeerd en als het al eens gebeurt, is het onopvallend. Ook heel wat
vulgariserende boeken hebben een tendens tot overdrijving, tot het in de verf zetten
van de meest speculatieve onderdelen, en tot een vorm van heldencultus,
waardoor sommige wetenschappers een haast bovenmenselijke status krijgen
toebedeeld, denk maar aan Einstein die soms de allure van een halfgod krijgt.
De auteurs van populair-wetenschappelijke boeken lijken er niet altijd om
bekommerd de wetenschappelijke analyse op een begrijpelijke wijze te vertalen
voor een ruim lezerspubliek. Ze zijn dikwijls gefocust op de lezer die hongert
naar spectaculaire verhalen met een kosmische inslag, verhalen die op
esthetisch, moreel en zelfs religieus vlak aantrekkelijk zijn. Heel wat lezers
zijn niet erg geïnteresseerd in de wetenschappelijke informatie en daar houden
heel wat auteurs rekening mee. Vele van die boeken staan vol speculaties, voorspellingen,
verhalen van allerlei aard en soms morele overwegingen. Als Carl Sagan in
Cosmos [1980] schrijft dat "We
are, in the most profound sense, children of the Cosmos", sluit hij aan
bij oude mythische beelden zoals die van Hesiodus, die al schreef dat de mens ontstaan is uit de
verbinding van Hemel en Aarde.
In the end, this may be the most important
issue here: will books and TV programs promoting the views of a narrow part of
the scientific community that doesn’t want to admit failure end up discrediting
the scientific endeavour? Some are all too willing to exploit the subtleties of
good science to find a way to defend the indefensible, with the multiverse
mania pointing to the all too real dangerous endpoint this can lead to.
Peter Woit (in een bespreking van het boek van Baggott op
zijn blog)
Vulgariserende
boeken over wetenschap zijn vaak erg in trek en kunnen reusachtige oplages
halen. Om het bij ons taalgebied te houden, hoef je maar te denken aan het boek
van Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van Baarmoeder tot Alzheimer [2010]
dat maandenlang tot de best verkochte boeken behoorde. In het Engels heb je auteurs
als Brian Greene en Michio Kaku, zelf theoretisch
natuurkundigen, die een reeks populariserende werken hebben gepubliceerd.
Greenes boek The Elegant Universe [1999] werd nog verder gevulgariseerd
in een driedelige documentaire. Je vindt talloze filmpjes op You Tube, maar ook
dit filmpje op Ted[v]. Daarin vertelt Greene
zelf hoe de problemen met reusachtige (of oneindige) berekeningen in de
snaartheorie de testbaarheid van de theorie in het gedrang brengen. Hij geeft
het voorbeeld van mogelijke vormen die de “verborgen” dimensies in die theorie
kunnen aannemen. Dat aantal loopt op tot 10500. Dit
probleem wordt opgelost via een andere hypothese, die van het multiversum. Er
wordt met andere woorden creatief gegoocheld met hypotheses, waarbij men er
niet voor terugschrikt veronderstelling op veronderstelling te stapelen. Baggott
[2013, p. 282] geeft een voorbeeld: hoe men in het raamwerk van de snaartheorie
niet minder dan zes veronderstellingen aan elkaar moet rijgen om het
multiversum aannemelijk te maken. Voor geen enkele van die veronderstellingen
bestaan empirische gegevens. Zo bouw je dus een wetenschappelijk lijkend
kaartenhuisje op dat ertoe gedoemd is in elkaar te storten zodra er één
hypothese niet blijkt te kloppen. Hoeft het nog te verwonderen dat, na enkele
decennia waarin de snaartheorie de agenda kon bepalen, geen van de
snaartheoretici is bekroond met de Nobelprijs? Of dit louter conservatisme is
van het Nobelcomité of een blijk van gezonde wetenschappelijke argwaan zal de
toekomst moeten uitwijzen.
Elvis leeft is uiteraard een leuke krantentitel en niet eens per
definitie fout. Net zomin als Hitler als grote overwinnaar uit de tweede
wereldoorlog is gekomen. Volgens sommigen splitst het universum elke keer
iemand een beslissing neemt en wordt elke mogelijkheid in een parallel
universum verwerkelijkt. Elvis leeft dus wel degelijk ergens, in een ander
universum ben ik een fysicus geworden en in nog een ander een beroemd
schrijver. Jammer alleen dat je daar niets van kunt weten en dat deze
universums onbereikbaar zijn voor ons. Hun bestaan zal in het beste geval alleen
onrechtstreeks kunnen worden bewezen.
Multiversum in mythe en wetenschap
Het multiversum is een populair onderwerp, ook
buiten de wetenschappelijke gemeenschap. Het mogelijke bestaan van een nagenoeg
eindeloos aantal al dan niet parallelle universums komt niet alleen in
sciencefictionverhalen voor, maar ook in wat vroeger als mythische verhalen
werd aangezien. Dat een belangrijk aantal serieuze wetenschappers dat idee nu
ondersteunt, lijkt de waargeworden natte droom van mensen die geloven in een
mythisch-religieuze oorsprong.
In heel wat oude mythes en legendes zijn sporen
terug te vinden van andere ”werelden” die we kunnen vertalen als universums in
ons wetenschappelijke wereldbeeld. Dat is overigens ook zo in een aantal
actieve religies. Die kun je immers zien als nog altijd levende mythes die een
reëel belang hebben voor wie erin gelooft. Zo kent het christendom twee
tijdelijke universums: die waarin we leven en het vagevuur, terwijl hemel en
hel eeuwigdurende universums zijn die wonderlijk genoeg logisch in verband
staan met het individuele leven van elke mens in dit universum.
Het is merkwaardig dat er in de meeste
ontstaansmythes geen sprake is van een volledig nieuw begin. Het mythische
verhaal staat buiten de historische tijd, maar niet noodzakelijk aan het begin
ervan. Voor onze wereld of ons universum waren er mogelijk al talrijke andere.
Veelal zijn het de goden die de mens helpen door een nieuwe plek uit de
brokstukken van een verdwenen universum te creëren.
In diverse ontstaansmythes is er sprake van een val
(Irokezen, indianen uit Noord-Amerika), soms door een afgrond (Ataënsik,
Huronen, indianen uit Noord-Amerika), soms is het een val of reis door een
soort tunnel. Dat laatste heeft wellicht Lewis Caroll geïnspireerd voor zijn
ook al mythisch gruwelijke Alice in Wonderland. Die mythes roepen het
beeld op van het ”wormgat”. De term wormgat werd
bedacht door de Amerikaanse natuurkundige John
Wheeler in 1957, maar het concept gaat terug tot Hermann
Weyl, een Duits wiskundige die het idee al in 1921 vorm gaf. Wormgaten kunnen theoretisch
fungeren als de poort naar een ander universum, in de veronderstelling dat die
bestaan. Dat zou in theorie tijdreizen niet geheel uitsluiten. Die kleine
mogelijkheid is massaal opgepikt in de sciencefiction literatuur, wat je zou
kunnen beschrijven als wetenschappelijk geïnspireerde verbeelding, hedendaagse
mythevorming als het ware.
Sporen van een geschiedenis van werelden vind je in
de mythes van de Maya’s en Azteken en verwante mythische verhalen uit Zuid- en
Midden Amerika[vi].
Daarin is er sprake van elkaar opvolgende werelden. De Azteken beelden het
verhaal van vijf zonnen uit, waarvan de vier eerste werden vernietigd. Ook de
vijfde kwam aan zijn einde, maar werd gered door de goden die zichzelf
opofferden voor de mensen. Dat laatste heeft dan weer geleid tot de voor ons
onbegrijpelijke traditie van rituele mensenoffers in een voor het overige
relatief gevorderde beschaving. Hetzelfde aantal van vijf tijdperken vind je
ook bij de oud-Griekse cultuur, zoals bij de epische dichter Hesiodus.
Ontstaansmythes hebben vaak een inherent cyclische
structuur. Dat betekent ook dat ondergangsmythes niet absoluut zijn. Het einde
van de wereld is geen definitief einde, maar de afsluiting van een periode of
het einde van de mens. Het is de terugkeer naar de chaos, waaruit dan weer een
nieuwe wereld, een nieuw universum kan ontstaan. In de oude Hindoemythes stelt
Vishnoe, de god der goden, dat het makkelijker is de zandkorrels in de oceanen
te tellen, dan de werelden die hij heeft voortgebracht. Schepping en teloorgang
wisselen elkaar af zoals de seizoenen. De tijd lijkt zich te bewegen in een
eindeloze kring.
Wedergeboorte is zelf een subkring binnen die
grotere kringlopen. Gelijkaardige ideeën vind je in het sjamanisme, waarin de
ziel doorheen verschillende levens de kosmos beleeft. De dood is in die
mythische verhalen niet het echte, definitieve einde, maar een overgang naar
een volgende toestand. In tegenstelling tot in de klassieke wetenschap is tijd
een essentieel element in de mythologie: die is of circulair of spiraalvormig.
In het standaardmodel én in alternatieve modellen van de fysica zoals de
snaartheorie is de tijd een emergente eigenschap van de ruimtetijd. Er zijn in
de mathematische modellen geen redenen waarom we de tijd niet terug zouden
kunnen draaien. Tijdreizen is geen principiële onmogelijkheid. In een recent
boek gaat Smolin [2013] daar radicaal tegen in. Voor hem is tijd een essentieel
onderdeel van de werkelijkheid en moet het dat dus ook zijn van de fysica als
model van die werkelijkheid. De huidige fysicabeoefening beschrijft hij als “physics
in a box”. Door in de fysica het onderzoek te compartimenteren in gesloten
systemen die zich gemakkelijker laten bestuderen, missen we een stuk van de
reële werkelijkheid waarin de tijd een essentiële voorwaarde is voor evolutie.
It is interesting that in many other sciences
there is a historical question, like in geology – the question of how did the
earth evolve to the present condition. In biology – how did the various species
evolve to get to be the way they are? But the one field which has not
admitted any evolutionary question is physics. Here are the laws, we say. Here
are the laws today. How did they get that way? – we don’t even think of it
that way. We think: It has always been like that, the same laws – and we try to
explain the universe that way. So it might turn out that they are not the same
all the time and that there is a historical, evolutionary question.
Richard Feynman in gesprek met Fred Hoyle[vii]
Wetenschap en sciencefiction
Als je sommige fysici leest, lijkt de grens tussen
wetenschap en sciencefiction heel vaag te worden. Voor een deel beantwoordt die
evolutie aan een realiteit. Veel van wat Jules Verne beschreef, is inderdaad
werkelijkheid geworden. Veel van wat vandaag technologisch onmogelijk lijkt, is
daarom nog niet in tegenspraak met de fysica en zeker niet met de
hypothetischer varianten ervan, zoals de snaartheorie. De snaarfysicus Michio
Kaku [2008] schreef er een onderhoudend boek over (alsnog onvertaald) met als
titel Physics of the Impossible. Wat onmogelijk is, blijkt bijzonder
relatief. Zo zijn zwarte gaten pas relatief korte tijd als fysische entiteiten
erkend. Kaku breekt een lans voor het ernstig bestuderen van die
onmogelijkheden zoals ze rijkelijk in sciencefiction voorkomen. Voor zijn boek
heeft hij zich vooral geïnspireerd op de Star Trek-serie. Hij maakt een
drievoudige indeling. De eerste vorm van onmogelijkheid is voornamelijk een
technologische; wat beschreven wordt, is niet principieel in tegenspraak met de
wetten van de fysica. Hieronder rangschikt hij bijvoorbeeld motoren op basis
van antimaterie, onzichtbaarheid, psychokinese, bepaalde vormen van telepathie
en teleportatie. De tweede categorie van onmogelijkheden heeft te maken met
(betwiste) onderwerpen die op de grens liggen van de hedendaagse fysica. Hij
vermeldt onder andere tijdmachines, reizen door wormgaten en reizen in
hyperspace. Die hoef je niet meteen of zelfs maar over enkele honderden of
duizenden jaren te verwachten, maar ze zijn niet fundamenteel in tegenspraak met
de wat speculatiever vormen van fysica. In de derde categorie vind je die zaken
terug die fundamenteel in tegenspraak zijn met de bekende wetten van de fysica.
Merkwaardig genoeg blijkt er niet zoveel echt overhoop te liggen met de bekende
wetten: de oude droom van het perpetuum mobile en precognitie. Ik
bespreek een paar items wat uitvoeriger.
Teleportatie
Beam me up, Scotty, de uitvoering van het
beroemde Star Trek-verzoek zit er niet meteen aan te komen. Amerikaanse
troepen zullen over tien jaar niet in een flits achter de vijandelijke linies
worden gestraald. Voor bijbelvaste gelovigen is dit trouwens oude koek: geesten
namen je wel eens mee op een snelle trip. Vandaag zijn velen niet bevreesd voor
geesten, maar wel voor aliens die je tegen wil en dank komen lenen en
blijkbaar niet altijd terugbrengen. Er is een wetenschappelijk onderbouwd
fenomeen dat je met de term teleportatie kunt aanduiden. Het wordt mogelijk
gemaakt door wat men kwantumverstrengeling noemt. In de
kwantumwereld kunnen deeltjes (zoals elektronen) onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn over grote afstanden. Als men erin slaagt de toestand van één
deeltje te veranderen, verandert automatisch dat andere deeltje mee. In feite
wordt er dus helemaal niets verplaatst, alleen slaagt men erin informatie (de
toestand van een deeltje) met enorme snelheid door te geven. In de snaartheorie
is het mogelijk dat een deeltje hier verbonden is met een deeltje dat zich aan
de andere kant van het universum, of ja zelfs het multiversum, bevindt. Dat is de
verklaring voor het hypothetische fenomeen dat je straks in Gent linksaf gaat,
terwijl je in een parallel universum rechtsaf draait met wie weet welke grootse
gevolgen. Dat laatste maakt niets uit, want je zal het nooit weten.
Als er al een
concrete toepassing aan zit te komen, dan mag je die vermoedelijk het snelst
verwachten in de ontwikkeling van een kwantumcomputer. Nu wordt informatie
opgeslagen met nulletjes en eentjes, maar bij een kwantumcomputer zijn alle
waarden tussen 0 en 1 mogelijk, een oneindig aantal dus, wat de rekenkracht van
zo’n type computer reusachtig vergroot. Hierbij moet nog een groot euvel worden
overwonnen: de stap van het heel kleine subatomische naar complexere vormen. De
eerste stapjes worden nu gezet in de computerwereld. Het gaat wel om heel
bescheiden stapjes. Zo werd in een recent experiment informatie op een chip
kwantumgewijs “geteleporteerd” over een afstand van 6 millimeter[viii].
Er is nog heel wat werk aan de winkel voor we echt aan het kwantumcomputeren
slaan. De dagelijkse traagheidsergernis is nog niet van de baan. Een van de
eerste toepassingen zal ongetwijfeld de cryptografie (versleuteling) zijn. In
kwantumsystemen zijn de sleutels die de gegevens beveiligen in principe
onmogelijk te kraken. Over niet zo lange tijd kunnen klassieke computers
uitgerust zijn met een kwantumsubsysteem
dat de beveiliging voor zijn rekening neemt.
Grotere
levensvormen teleporteren is exponentieel moeilijker, gewoon al omdat ze
exponentieel veel meer informatie bevatten en een coherent geheel vormen dat je
niet zomaar uit elkaar kunt nemen om even naar een andere plek te stralen en
daar weer op te bouwen. Volgens sommige fysici zal je daarvoor sowieso een
prijs betalen: de dood van het origineel. Alle informatie uit je hersenen
teleporteren, al is het maar naar een toekomstige vorm van harde schijf, lijkt
nog heel lang een mission impossible te blijven. Het voorgaande mag ons
niet uit het oog laten verliezen dat een aantal toepassingen van de
kwantummechanica al heel gewoon zijn geworden, denk maar aan de vele
toepassingen van lasers, GPS en MRI-scanners, maar ook supergeleiding,
elektronenmicroscopie en nanotechnologie.
Telepathie
Imagine this ... Imagine a world in which if
you love someone enough, or need them enough, your minds will communicate
across the world wherever you are, regardless of space and time. Imagine a
world in which, if only you can think a thought clearly and powerfully enough
it can take on a life of its own, moving objects and influencing the outcome of
events far away. Imagine a world in which each of us has a special inner core -
a ‘real self’ - that makes us who we are, that can think and move independently
of our coarse physical body, and that ultimately survives death, giving meaning
to our otherwise short and pointless lives. This is (roughly speaking) how most
people think the world is. It is how I used to think –and even hope - that the world is. I devoted 25 years of my
life to trying to find out whether it is. Now I have given up.
Telepathie is een fascinerend onderwerp dat velen
jarenlang heeft geboeid, ook ernstige wetenschappers. Dr. Susan Blackmore schreef haar
doctoraatsthesis over parapsychologie en deed jarenlang onderzoek naar
mogelijke paranormale verschijnselen. Ze heeft het uiteindelijk opgegeven. Haar
ervaringen blijven heel leerrijk en zijn een toonbeeld van de openheid die
wetenschap betoont om veronderstelde verschijnselen te onderzoeken. Ze heeft
vele jaren van haar leven in dat onderzoek geïnvesteerd en is tot de eerlijke
conclusie gekomen dat er niets te vinden is. Dat levert haar vooral het verwijt
op dat ze “a closed mind” heeft, niet openstaat voor de dingen, de dooddoener
die iedereen die enigszins sceptisch staat tegenover het paranormale
voortdurend te horen krijgt. Het toont aan dat geloof bijna niet met argumenten
te bestrijden valt. Die “gesloten geesten” zijn dan ook vooral typisch voor het
gelovige kamp. Blackmore heeft zich vervolgens toegelegd op de studie van het
bewustzijn en heeft daar uitvoerig over gepubliceerd.
Blackmore was indertijd niet de enige wetenschapper
die dacht dat er mogelijk iets te vinden was bij het allegaartje onder de vlag
paranormaal. Misschien heb je net als ik de film The men who stare at goats
gezien, een film uit 2009 met George Clooney. Het verhaal is losjes gebaseerd
op echte en min of meer vermeende feiten. In het begin van
de jaren ‘70 kwam de CIA tot de conclusie dat de Sovjet-Unie sterk investeerde
in ”psychotronisch” onderzoek. Vanaf 1972 startte de CIA met haar eigen
onderzoek. In de daaropvolgende jaren spendeerde ze miljoenen dollars aan het Stargate-project. Tegen 1995 had het
agentschap honderden projecten opgezet om informatie te vergaren, waaronder
talloze sessies op basis van helderziendheid (remote viewing). In 1995 kwam er een
externe doorlichting van de resultaten. De conclusie was dat de investering
niet rendeerde. Het project werd afgevoerd.
Het wetenschappelijke onderzoek dat nu wordt
gevoerd, heeft eigenlijk weinig te maken met wat men traditioneel onder
telepathie verstaat. Het is gebaseerd op de vorderende kennis die men verkrijgt
via hersenscans. Een van de vermeende resultaten zou een beter functionerende
leugendetector zijn. Tot nu toe is de resolutie van hersenscans nog altijd veel
te laag om verregaande conclusies te trekken. Het kleinste stukje dat op zo’n
scan kan worden geanalyseerd, komt overeen met miljoenen neuronen. We zijn dus nog
ver verwijderd van een machine die onze gedachten zou kunnen lezen en
“vertalen”. De scène in de film Eternal Sunshine of the Spotless Mind
(Jim Carrey) waarin pijnlijke herinneringen worden gewist, zal nog een hele
tijd fictie blijven.
Er zijn wel plannen om te proberen een soort
woordenboek van gedachten op te bouwen op basis van patronen uit scans die aan
individuele objecten en begrippen kunnen worden gelinkt. Gezien de complexe
semantische gelaagdheid en veelzinnigheid (polysemie) van taal lijkt het plan
me niet meteen praktisch uitvoerbaar. Een soort universele vertaler lijkt nog
veel meer van de mogelijke realiteit verwijderd. Vorderingen vereisen een sterk
verhoogde resolutie en een miniaturisering van de nu nog heel logge scanners.
Zelfs dan lijkt het correcte lezen van gedachten nog niet binnen bereik, hoewel
het wellicht wel mogelijk zal zijn een idee te krijgen van algemene patronen
van gedachten en gevoelens.
Reizen door ruimte en tijd
Ruimtereizen doen we al een halve eeuw en goed een
eeuw geleden dachten sommige wetenschappers nog dat het onmogelijk zou zijn.
Toch moeten we toegeven dat de vooruitgang veel trager gaat dan gehoopt. Na de
landing op de maan vond iedereen een bemande tocht naar Mars voor het einde van
de eeuw heel vanzelfsprekend. Vandaag, in tijden van beperkte middelen, blijft zo’n expeditie een moeilijk uit te
voeren project. De meesten zijn het erover eens dat een bemande tocht slechts
zin heeft als er een (semi)permanente basis wordt uitgebouwd op Mars. Zulke
basissen bestaan wel op aarde, onder meer op de Zuidpool, maar een andere
planeet maakt zo’n opzet complexer en moeilijker uitvoerbaar. De Amerikanen
plannen eerst een basis op de maan in de jaren 2020 en pas later wordt de stap
naar Mars gezet. Het zou me niet verwonderen mochten we uiteindelijk pas medio
deze eeuw of zelfs later een semipermanente bewoonde basis hebben op Mars. Op
de schaal van het universum zijn de nu mogelijke ruimtereizen minder dan een
vlooiensprong. Willen we verder reizen, dan hebben we een ander soort motor
nodig. Het meeste onderzoek gebeurt nu in verband met ionenmotoren. Die zijn vooral geschikt
als aandrijving voor lange (en dus onbemande) reizen (niet zozeer voor de
lancering zelf vanop aarde). In combinatie met nucleaire energie kunnen verre
reizen buiten ons zonnestelsel worden gepland, waarbij zonnepanelen niet kunnen
worden gebruikt. Plasmamotoren zijn een krachtiger
versie van de ionenmotor.
Een alternatief is de nucleair aangedreven motor.
Het grootste probleem met dergelijke motoren is de veiligheid en dat is ook de
reden waarom deze piste niet langer actief wordt onderzocht. Er zijn nog
alternatieven, maar die vereisen een lancering buiten onze dampkring en dus
grote installaties waarbij het huidige internationale ruimtestation ISS
verbleekt. We kunnen stellen dat een dergelijk project niet waarschijnlijk is
in deze eeuw. In een dergelijke periode kan de technologie evolueren op een
manier die we vandaag niet kunnen voorzien. Een waarschijnlijker en
beloftevolle piste is die van het gebruik van nanotechnologie om een
ruimtevloot van nanosondes de ruimte in te zenden.
Een van de krachtigste methodes is al met groot
succes gebruikt in de ruimtevaart: de zwaartekrachtslinger (slingshot effect).
Daarbij wordt de massa en beweging van een planeet
gebruikt om de baan van een ruimtesonde te wijzigen en de snelheid te verhogen
of te vertragen. Doe je dit bij een paar nabijgelegen neutronensterren, dan kan
je theoretisch de snelheid van een ruimteschip opdrijven tot dicht bij de
lichtsnelheid. Dat helpt ons niet verder hier op aarde, omdat we eerst in de
buurt van een dergelijk paar neutronensterren moeten geraken, een variatie op
het oeroude kip-of-eiprobleem.
Ten slotte denkt
men soms aan een aandrijving met antimaterie. Dat zou nog
meer kracht opleveren dan nucleaire aandrijving. Het eerste probleem is een
betaalbare productie van antimaterie. Het oogsten van antimaterie in de ruimte
lijkt niet meteen een snellere oplossing te bieden, gezien de technologische
problemen en de onzekerheden van een dergelijk project.
Zijn verre reizen
al heel problematisch, dan is tijdreizen dat helemaal, hoe frequent het ook in
SF voorkomt. Op de vraag of tijdreizen principieel mogelijk is, is het antwoord
niet direct negatief. In Einsteins relativiteitstheorie speelt de richting van
de tijd geen rol (net zo min als in de wiskunde in het algemeen). Daarenboven
kunnen bepaalde types van zwarte gaten theoretisch geschikt zijn voor
tijdreizen of reizen naar parallelle universums als hun bestaan zou worden
bevestigd. De vraag is of de ruimtereizigers de straling zouden overleven, en,
indien ze dat deden, of ze ooit zouden kunnen terugkeren. In principe is de
reis door een zwart gat een eenrichtingstrip, maar wel ongetwijfeld de trip van
je leven.
Hoe het ook
uitdraait in de wetenschap, de kans is groot dat het al ergens beschreven zal
zijn in sciencefiction.
Conclusie
Mijn conclusie is
dat er nog geen conclusies mogelijk zijn. Een groot aantal wetenschappelijke hypotheses
in de hedendaagse fysica kunnen niet of nog niet worden getest of
gefalsifieerd. Een combinatie van een aantal van die hypotheses heeft geleid
tot verstrekkende gevolgtrekkingen en constructies die even fantastisch als
mythisch lijken. Het multiversum is het dak op een constructie die misschien
ooit bewezen zal worden, maar net zo goed als een kaartenhuisje ineen kan
storten. Zelfs Brian Greene formuleert het de jongste tijd heel wat
voorzichtiger dan voorheen, zoals je leest in onderstaand citaat:
Which is all just to say that the multiverse
falls squarely in the domain of high-risk science. There are numerous
developments that could weaken the motivation for considering it, from
scientists finally calculating the correct dark-energy value, or confirming a
version of inflationary cosmology that only yields a single universe, or
discovering that string theory no longer supports a cornucopia of possible
universes.
De snaartheorie
heeft decennialang de fysica beheerst, maar heeft tot nu toe gefaald als de
verhoopte unificatietheorie, de zogenaamde theorie van alles. Er zijn andere
denkpistes mogelijk om kwantumfysica en relativiteitstheorie met elkaar te
verzoenen. Misschien zijn de problemen met onze waarnemingen op kwantumniveau
precies verbonden met de traditie om geïsoleerde systemen en opstellingen te
onderzoeken – Smolins “physics in a box”.[xi]
Het is alsof je woorden of lettergrepen in een stukje conversatie zou willen
desambigueren, zonder meer te bekijken dan het geïsoleerde woord of de
lettergreep. Als we die beperking opheffen waar dat zinvol kan zijn, wordt
wetenschap natuurlijk veel complexer, maar ook omvattender. De geschiedenis van
de wetenschap is eigenlijk nog zeer jong en de resultaten indrukwekkend. Er is
geen reden om aan te nemen dat de ontwikkeling ooit stil zal vallen. Een
theorie van alles in de fysica zal misschien een droom blijven, maar dat de
wetenschap vooruitgang zal blijven boeken en uiteindelijk nieuwe, misschien
heel onverwachte inzichten zal opleveren, daar twijfel ik niet aan.
Lectuurlijst
Bagott,Jim,Farewell to reality, 2013
Bagott,Jim,Farewell to reality, 2013
Feyerabend,Paul, Against Method,1975
Golowin, e.a.,Sergius,De grote mythen van de
wereld,19992
Kaku,Michio,Physics of the impossible,2008
Kuhn,Thomas S.,The structure of
scientific revolutions,2nd edition,1970
McFadden,Johnjoe,Quantum Evolution. Life in
the Multiverse,2000
Popper,Karl, The Logic of Scientific
Discovery,6th impr. revised,1972
Popper,Karl R., Conjectures and Refutations.
The Growth of Scientific Knowledge,4th edition,1972
Smolin,Lee,The Trouble with Physics,2008
Smolin,Lee,Time Reborn,2013
[i] “The similarities between science
and myth are indeed astonishing”, Against Method, p. 298, in Verso
edition, London, New York, 1995.
[iv] According to Max Tegmark, professor of physics
at the Massachusetts Institute of Technology, the ‘Mathematical Universe
Hypothesis’ can be stated as follows: ’all structures that exist mathematically
also exist physically‘. Tegmark uses a definition of mathematical existence
formulated by the late German mathematician David Hilbert: it is ‘merely the
freedom from contradiction’. Hence, if it is possible, it exists.
Cf. http://www.aeonmagazine.com/nature-and-cosmos/michael-hanlon-multiverse/, http://discovermagazine.com/2008/jul/16-is-the-universe-actually-made-of-math en een overzichtsartikel over het multiversum van Tegmark: http://space.mit.edu/home/tegmark/multiverse.pdf
Cf. http://www.aeonmagazine.com/nature-and-cosmos/michael-hanlon-multiverse/, http://discovermagazine.com/2008/jul/16-is-the-universe-actually-made-of-math en een overzichtsartikel over het multiversum van Tegmark: http://space.mit.edu/home/tegmark/multiverse.pdf
[ix] In P. Kurtz (Ed) Skeptical Odysseys:
Personal Accounts by the World’s Leading Paranormal Inquirers, Amherst, New
York, Prometheus Books, 2001, 85-94
[xi] David Bohm
(1917-82) heeft een alternatieve visie voor de kwantumfysica uitgewerkt, cf.
ook hier:
http://www.bbk.ac.uk/tpru/BasilHiley/History_of_Bohm_s_QT.pdf.
Deze tekst is gepubliceerd in Deus ex Machina nr. 146 over mythologie. In deze webtekst zijn de links uiteraard actief.
Jan M. Meier
Deze tekst is gepubliceerd in Deus ex Machina nr. 146 over mythologie. In deze webtekst zijn de links uiteraard actief.
Jan M. Meier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Bedankt voor uw reactie.
Die wordt na moderatie gepubliceerd.
Jan