Een wit voetje hebben bij de gratie van de dood.
Je benen even lang strekken als het lichtlinnen.
Smelten in het blauw dat slingert om de wolken.
Mee de volkomen luister van het zeegefluister zijn.
Zingen om te zingen, klank verscheppen. Zorgeloos
betekenissen lossen. Woordtrillingen laten aanjuichen.
Total loss. Je azurig reppen, met hernieuwde onrust
kwinkeleer op keer de dood betten. Je ziel laven aan
brandschone kopjes tijd. In feestdos op de wezenloze
tijddeining. De werkelijkheid immer zoenend dat het
smakt. Neiging naar zonnewrijving vel op vel. Zowaar.
_______________________
Ter nagedachtenis aan deze onweerstaanbaar originele dichter (1956-2023)
een even onweerstaanbaar gedicht van hem uit de cyclus Zonnezucht
(Gedichten, 2005), één van de vele waar de dood doorheen deemstert.